28. Vormgeving - Locatie Editor¶
Het doel van deze pagina is om bekend te raken met het taalgebruik en vormgeving van exercises in NexEd. Hoe wordt een exercise opgebouwd? Welke informatie geef je wel/niet aan een student? Welke bronnen gebruik je? Dat lees je hier terug.
28.1 Algemeen taalgebruik¶
Als een student een exercise leest, moet het de student activeren om aan de slag te gaan. Let daarom goed op de volgende onderdelen:
- Gebruik 'je' in plaats van 'we' of 'ik'.
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | In deze exercise ga je leren over de map functie. |
Fout | In deze exercise gaan we het hebben over de map functie. |
Goed | Stel je wilt van deze array... |
Fout | Stel ik wil van deze array... |
- Minimaliseer het gebruik van verkleinwoorden.
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | Eerder heb je geleerd over de spread operator. |
Fout | Een tijdje geleden heb je geleerd over de spread operator. |
- Gebruik voorbeelden die zowel mannen als vrouwen uit verschillende culturen aanspreken.
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | Marissa, Gadisa en Mohamed willen een scoreboard applicatie voor hun sport bouwen die... |
Fout | Piet, Henk en Jan willen een voetbal scoreboard applicatie bouwen die... |
- Vermijd in je tekst aan te geven of een exercise makkelijk of moeilijk is.
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | Je gaat hier een opzet maken voor... |
Fout | Je gaat hier een eenvoudige opzet maken voor... |
- De tekst moet zowel geschikt voor studenten als volwassenen zijn. Vermijd daarom concepten die met school te maken hebben zoals klasgenoten, lessen of vakken.
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | Coach |
Fout | Leraar |
Goed | Exercise |
Fout | Opdracht |
28.2 Titels¶
Voor het taalgebruik van de titel van een exercise kan je één van drie richtingen kiezen:
- Een leuke woordgrap: Bijvoorbeeld 'Een regulier begin' voor de eerste Regular Expression exercise, of 'Blokkendoos' voor een exercise over CSS
display-block
. - Techniek: De techniek die een student gaat leren. Bijvoorbeeld 'Template String' voor een exercise over template strings.
- Project: Een project-achtige naam. Bijvoorbeeld 'Wat is je naam?' voor een exercise waarin je de gebruiker zijn naam vraagt.
Zorg voor afwisseling
Alle opties zijn prima, maar probeer ze door elkaar te verweven in je levels zodat het een speels geheel wordt.
28.3 Omschrijvingen¶
De omschrijving kan heel kort zijn of heel uitgebreid, hier zit geen limiet aan. Het doel van de omschrijving hangt af van het type exercise:
Beschrijft een nieuw stuk theorie waarmee je in de volgende exercises mee gaat oefenen. Dit kan uitgebreid behandeld worden in de omschrijving, of de student kan doorverwezen worden naar een externe bron.
Beschrijft het scenario waarin je gaat werken. Hierin wordt de exercise uitgelegd en de stappen benoemd die je moet nemen om de exercise af te ronden. Het doel van de omschrijving is tweeledig:
- Studenten uitleggen wat ze moeten gaan maken.
- De stappen beschrijven die de student moet nemen om de exercise te voltooien.
Stappen beschrijven
Elke praktijk exercise heeft een steps
-blok 1 in de omschrijving. Dit is een blok waarin de stappen staan die een student moet nemen om een exercise te maken. Dit kan heel uitgebreid zijn, of juist heel kort. Het doel is om net genoeg informatie te geven dat de student goed aan de slag kan.
Let op!
steps
-blokken bevatten nooit stappen voor het inleveren van bestanden. Er wordt vanuit gegaan dat de student weet hoe dit moet.
28.3.1 Opbouw¶
Binnen elk tekstvak in de Exercise Editor wordt Markdown ondersteund, waarmee je teksten kunt opmaken en structureren. Enkele tips voor maken van een goede omschrijving met Markdown:
-
Plaats afbeeldingen om tekst op te delen en concepten uit te leggen.
-
Gebruik vermaningen (oftewel blokken) om tekst te benadrukken.
-
Maak de exercise interactief door gebruik te maken van tabbladen.
Als het mogelijk is een onderwerp met een video of een GIF uit te leggen, heeft dit de voorkeur over het zelf uitschrijven in tekst. Beelden, geluid en animaties helpen om concepten visueel en auditief te verduidelijken, waardoor informatie beter blijft hangen.
28.4 Leerdoelen¶
Elke exercise heeft één of meer leerdoelen. Deze doelen beschrijven wat wij verwachten wat de student kan na het afronden van deze exercise. Voor het beschrijven van de leerdoelen gebruiken we de Taxonomie van Bloom.2
De sleutelwoorden uit onderstaande tabel kunnen je helpen om te verwoorden op welk niveau een student een vaardigheid moet beheersen:
28.4.1 Taalgebruik¶
De leerdoelen worden, net als de overige content, in de je-vorm geschreven:
Voorbeeld | |
---|---|
Goed | Je maakt gebruik van bekende technieken om een probleem op te lossen. |
Fout | Oefenen met bekende technieken. |
Goed | Je kunt het verschil tussen sessies & cookies toelichten. |
Fout | Het verschil tussen sessies & cookies begrijpen. |
Goed | Je kunt een database creatie-script ontwikkelen. |
Fout | Het aanmaken van een database. |
28.5 Verwachte uitkomst alleen praktijk¶
In de omschrijving staat beschreven wat de student moet gaan bouwen. In de verwachte uitkomst is hier een voorbeeld zichtbaar. Dit kan zijn:
- Een screenshot, bijvoorbeeld van hoe een website gebouwd door de student eruit moet zien.
- Een video, bijvoorbeeld van de uitvoer van een command-line programma. (1)
Voor veel command-line exercise maken we een MP4 om de uitwerking te tonen. Klik hier om te lezen hoe dit werkt.
Maak je een screenshot, video of GIF van een website? Laat dan ook het omhulsel van de browser zien:
Niet voorzeggen
Let erop dat de verwachte uitkomst niet al de uitwerking van de exercise weggeeft!
28.6 Nakijkcriteria alleen praktijk¶
Als studenten exercises van elkaar nakijken, moet er duidelijk aangegeven worden waar er op gecontroleerd moet worden. Dit noteer je in de nakijkcriteria. Deze checklist moet duidelijk benoemen wat er gecontroleerd moet worden. Ze zijn ook zichtbaar voor de student die de uitwerking maakt, dus ze moeten niet direct het antwoord weggeven!
Bij het reviewen worden de nakijkencriteria een checklist, dus het is belangrijk ze als losse items in te voeren:
28.7 Voorbeelduitwerkingen alleen praktijk¶
Voor elke exercise is het verplicht een voorbeelduitwerking aan te leveren. Deze voorbeelduitwerking moet geldig zijn volgens de BLAST-linters en een voorbeeld zijn van goede code. Studenten kunnen deze uitwerking namelijk downloaden na het afronden van een exercise, zodat ze een goed voorbeeld kunnen inzien.
28.8 Self diagnostics¶
Als een student een level of module afrondt, wil je (en hij/zij ook) zeker weten dat de kennis die verwacht werd dat de student nu weet, ook echt aanwezig is. Zo voorkom je dat de student verder in het traject vastloopt.
28.8.1 Opbouw¶
De opbouw van een Self diagnostic is als volgt: (1)
Klik hier om meer te lezen over Self diagnostics.
- Onderwerp: Binnen een Self diagnostic krijg je vragen over één of meer onderwerpen.
- Checks: Per onderwerp heb je één of meerdere checks. Een check is een verzameling van vragen over een specifiek onderwerp of situatieschets.
- Vraag: Een check bestaat uit één of meer vragen. Een vraag heeft één of meer antwoordopties.
Wanneer een student een Self diagnostics begint, wordt per onderwerp willekeurig één van de checks gekozen. Zo voorkomen we dat als een student een Self diagnostic meerdere keren moet doen, hij/zij elke keer dezelfde vragen krijgt.
28.8.2 Frequentie¶
Probeer elke twee a drie levels een kleine Self diagnostic toe te voegen zodat zowel de student als jij met zekerheid kan zeggen dat de stof tot dan toe goed begrepen is. Dit stelt de coach ook in staat om snel in te grijpen als een student de stof niet goed blijkt te snappen.
-
steps
-blokken (en andere opmaakfuncties die je kunt gebruiken in de Exercise Editor) maak je door te schrijven in de Markdown syntax. ↩ -
De Taxonomie van Bloom is een methode om leerdoelen en leervaardigheden in te delen, zodanig dat de meetbaarheid van deze doelen wordt vereenvoudigd. De leervaardigheden worden ingedeeld in verschillende niveaus van hogere en lagere orde:
- Denkvaardigheden van een lagere orde bekijken of een leerling de informatie heeft kunnen onthouden, in eigen woorden kan benoemen en kan toepassen.
- De denkvaardigheden van een hogere orde bekijken of een leerling met de leerstof een analyse kan uitvoeren, een oordeel kan geven en zelf iets nieuws kan creëren.